jeudi 19 juillet 2007

FRED VAN DER WAL;IK GEEF MIJN INTERVIEWS IN BOBBEJAANLAND

FRED VAN DER WAL;IK GEEF MIJN INTERVIEWS IN BOBBEJAANLAND
Fred van der Wal: “Ik geef mijn interviews bij voorkeur in Bobbejaanland, doorgaans gekleed in sexy da meslingerie en geschoeid op die moderne leest van knalpaarse pumps met torenhoge hakken, aangeschaft bij Hans Jansen, dan kan ik namelijk van uit mijn verheven positie beter op de o-zo-gevoelige in- en in be gaafde provinciale Friese culturele collegaatjes neer zien, want waar hun plafond eindigt, begint toevallig godtsijdanck wèl net mijn vloer! En als dat geen toeval is, want de naam des Heren gebruik ik niet zomaar!” Ik mag mij als kunstenaar graag een vunzig grapje permitteren, want ik sta toevallig niet met het schaamrood op de kaken voor de klas van onbenullige lagere school leerlingetjes ener school met den Bijbel, zoals dat net met overheidssubsidie verbouwde christelijk gereformeerde terreur instituut “De Kwel” in Nijeveen, waar één van mijn ex-verloofdes, de snelle juf Els Kneuter dom het schoolkoor “De Kwelnootjes” op vrijdag kundig leidt bij het psalmzingen op hele noten, alhoewel ik mijn geachte, o-zo-gevoelige kunstzinnige Friese ex-collegae ook niet veel hoger in schat. Niet om aan te horen! Daarom sta ik op de achter flap van mijn eerste novellenbundel met een BeHa over mijn oren getrokken, de gewatteerde cups bij wijze van oorwarmers èn geluiddempers, want wie niet horen wil moet voelen en het leven blijft een elfstedentocht zonder finish. Ik ben namelijk wie ik ben. Een man ohne doppelte Boden maar wel van knuppel uit de zak wie er mee doet. Wie mij ziet, ziet mij en wat ik doe, doe ik. Duidelijker kan het niet. Eenvoudiger ook niet. En wat juf Els betreft: Eens een schoolmeester, altijd een schoolmeester. Schoolmeesteressebloed is nog erger dan wijwater of de giftige rode inkt waarmede zij zo gaarne onvoldoendes uitdeelt en stre pen zet. Ik geef mijn interviews om die reden bij voorkeur in Bobbejaanland, geschoeid op pumps met torenhoge hakken, weer bestendig gekleed in zwarte naadnylons van 15 denier, de prangende jarretelgordel met strass steentjes opgeleukt, een doorluch tig tanga slipje om het allemaal even fris te houden en nog doorluchtiger doorkijkbustehouder met een geborduurd roosje tus sen de cups, van mijn eigen huismerk “just for fun” vol omgezoomde speelopeningen, alsmede een strak aangetrokken dicht ge gespte brede, adembenemende zwart lederen band om mijn hals waar op een naamplaatje met ingegraveerd de naam Magdale na, moeder der smarten, want ik heb net als Hennie Huilman niets te verbergen ten aanzien van mijn ware, volgzame aard en dat kunnen weinigen mij na zeggen in evangelieland. Je moet je als kunstenaar profileren en de medemens zo nu en dan een feestje aanbieden in het leven, want anders gaat men naar een andere kunstartiest en Gotsaljebewaren als je bij Henk Helman tel in W. uit komt, want dan sta je sowieso een middag lang op een droogje. Ik versta de mensen op straat in Parijs beter dan in Friesland en leef mijn gehele leven al all out in the open (Engels), omhangen met mandolines, joekelulles, banjos, mirletons, mondharmonicas, trekzakken, bluesharpen, elektrische guitaren, lampions en rare feestmutsen en dat alles overdadig versierd met kleurige kwikken en strikken gestikt op mijn exclusieve dameslingerie. En krijg ik een godvruchtige E.O. schoolfrik van de vrouwelijke kunne op bezoek in d’r terminale fase, zoals mijn griffermeerde vriendin, de bekende World Servant Els D., die zwaar brillende goed gevulde Balkanstoot uit Meppel –of all places- met haar dikke, opgezwollen, couperose, Prednison hoge bloeddrukdrankkop, zonder haar brave Hendrik, dan prijs ik mij gelukkig dat deze beker aan mij is voorbij gegaan sept. 1965 en trek onvervaard een sixpack pils open en lul er doodgewoon dwars doorheen, want als iemand niets mee te delen heeft is ie bij mij aan een goed adres…zo iemand verdwijnt op volle toeren door de draaideur van mijn turbulente bestaan ins blaue hin ein, weet U! Ongeveer als Berend Botje, maar dan weer anders, meer met een turbotietvaart van jewelste, dat wel, helemaal aan de moderne tijd aangepast. Het leven an sich een kankerzooi? Welnéé! In mijn beginperiode als artiest, zo pak ‘m beet van 1965-1978, werd ik in Amsterdam geprezen en gevierd door de pers dat het een lieve lust was. De loftuitingen konden niet op! Plakboeken vol. Toch werd mijn werk toen flink verkocht. Geld, drank, veel drank en vooral lekkere wijven. Mijn kast hing vol konijnen bontjassen en dameslingerie voor eigen gebruik. Bouwvakkers vanaf de hoofdstedelijke stijgers floten mij na, riep en: “lekker wijf”, als ik voorbij kwam en dan liet ik het niet na enkele lieftallige kushandjes in hun richting te werpen waarop zij onmiddellijk naar beneden wilden klauteren om het te gaan uitvechten, maar dan was ik al weer verder. Er zijn toen door un derground fotografen ook heel wat glamourfotos van mij genomen in mijn lingerie en als U belangstelling heeft stuur ik die per kerende post toch even op, Greta Garbo is d’r niks bij, want ik schaam mij bijna nergens voor. Zodoende at ik met de mijnen drie, vier maal per week op de chique sociëteit Arti et Amicitiae te Amsterdam en liet mij de tien gulden schotel smaken. Heel veel fijn gristullukke collegaatjes uit die tijd hebben financieel heel wat aan mij te danken en zijn mij om die reden gaan bestrij den. Voed je varkens dan krijg je spek, voed je een fijngristelijke collega dan krijg je drek. Later, in ’t noorden des lands, temid den van een voornamelijk onbehouwen, vijandige, boertige, hufterige Friese bevolking, verkeerde die ademloze bewondering om in felle kritiek, geuit door linksharige collegaatjes en gefrustreerde pennelikkers van de Leeuwarder Courant. De kritiek heeft mij koud gelaten alhoewel ik in 2001 toevallig wel miljonair werd en dat kunnen zij nog steeds niet hebben. In onregel matige interviews en ingezonden brieven verweerde ik mij duchtig en schreef een collegaatje nog een tijd geleden, juli 2002, vlak voor we voor goed naar Frankrijk vertrokken naar ons immense huis: ”Foei, foei, foei, wat zijn velen van enig aanzien of ontwikkeling in het histories onderontwikkelde Friesland me toch kleingeestig, zo vol van een wurgende benauwenis en buiten gemeen benepen van uitzicht door gebrekkige scholing en slechte kennis van de Nederlandse taal èn gangbare zeden.“ Ik heb er van zelfsprekend diepe minachting voor, zoals al die eigentijdse maatschappelijke verschijnselen bijv. het homohuwelijk, waar ik voorlopig nog niet aan toe ben, alhoewel…! Een echte man houdt ook van mannen, dat natuurlijk wel. Er gaat niets boven een atletiese man in bed! Nu moet iedereen vooral maar roeien met de riemen die hij/zij ter beschikking heeft en dat ze vaak zo kort zijn als pollepels kunnen we niemand ten volle kwalijk nemen, maar opschieten doet het niet. Er zijn heel wat Friese collegaatjes met heel korte riemen, scheerriemen of kromme riemen, hetzij riemen uit waaibomenhout die geen wind kracht 12 doorstaan. Stelt U dat eens voor; roeien met kromme riemen of afgeknapte riemen, dan sta je toch raar te kijken op je surfplank midden in de Atlantische Oceaan als je aan wal wilt komen met je softenon armpjes! Ik ben natuurlijk geen lid van een provinciale artiestenvereniging of een maritiem gezelschap, alhoewel ik met de vroeger zo sympatieke surrealistische schil der Chris van G. in 1976 op uitnodiging mee voer op een boot van de Amsterdamse havendirectie tijdens Sail Amsterdam, noch maakte ik ooit deel uit van de be manning van een reddingsboot uit de tijd van de griffermeerde houtkop Klaas Toxopeus, die mensenredder en toch heb ik weet van pompen of verzuipen! Ik heb ook niet erg veel verstand van het kunstenaarsplant soen, daar bij het rozenprieel gelegen in het Vondelpark, waar mannen zich op onkuise wijze tot mannen in hunne niet te stil len wellust bekennen na zonsondergang en de wijze van Sodom en Gonorrhoe met een gulle greep opgang maakt gelijk de zon tijdens de wolk’loze zomerperiode in Holland hoog aan de hemel zijn baan onverstoorbaar trekt als de gesteven geslachten der liefhebbers van dezelfde kunne in malkanders roze gekleurde vibrerende handpalmen. Van trekkenstein dus. Niets op tegen, maar waar blijft de romantiek? Een vingerwijzing naar omhoog, die geheven eroszwaarden en daarom een teken des tijds! Ik onderhoud om die reden geen relatie met de Friese of ingristelijke kunstenaar, want die wereld lijkt nog het meest op de hogere echelons van de partij van de arbeid, wanneer er weer een paar poten onder andermans stoel kunnen worden weg gezaagd. Gif tige roddels, gore kutstreken en gemene achterklap zijn niet aan mij besteed; daar wil ik mij niet mee bemoeien, daar sta ik bo ven. En of meneer Diederick Kraaijpoel hetzij die fijne griffermeerde meneer van Seventer uit Groningen mij met alles dwars boomde, doet mij nog steeds niets, want ik ben nu eenmaal geen gepensioneerde, gefrustreerde ex-tekenleraar met pretenties die boekjes van Tom Wolfe plagieerde (o.a The Painted Word) met weinig interessante ontboezemingen over het vaderlandse kunstwezen of een karakterloos iemand die de geheime griffermeerde pornoverzamelaar prof. H.R. Rookmaaker na papegaait, want dàt zal mij pas echt worst wezen. Zo kon ik bijvoorbeeld geen lid worden van de Noordelijke Realisten en is mijn werk geboycot door zelfs de meest onbenullige galerietjes op het platteland, alwaar de eigenaren met paardestaart of Youp van ’t Hek bril zich wel heel bijzonder wanen, maar wèl heb ik de tieten van de bekende mode ontwerpster Sophie van Cleef mogen aanschouwen in al heur glorie, daar was zij heel gemakkelijk mee, zoals menig beoefenaarster der textiele werkvormen, hè, Catharina S. Niet dat ik de enige ben, maar toch; ‘t was me een schouwspel…! Adembenemend, die tepelhoven, maar niet voor lang. Zo ik al iets ben; ik ben en blijf een unverfroren tepelliefhebber! Die gevoelige uiteinden van man en vrouw zijn aandachtspunten an sich! Fascinerend, ‘t menselijk lichaam! En altijd weer handig om reserve wasknijpers op te zetten bij het ophangen van de bonte was! Ik heb haar (S. v. C.) toen onderdehand nog even terloops mogen wijzen op de inherente onbe nulligheid van Friesland met zijn niets zeggende inwoners en dat heeft zij zich ter harte genomen, want ze is na veel tegen werking van provincie en gemeente in de negentiger jaren spoorslags vertrokken naar een tropisch eiland met medenemen van een boerenlul om d’r tuintje te laten ploegen en bewateren. Kunstcritici: Práát mij er niet van! We hebben zeker vijftiendui zend kunstbeschouwers en dan wil ik het nog niet eens hebben over die tienduizenden kunsthistorici die de hele dag uit d’r lui zullie d’r neus lopen te vreten, want dat is helemaal tuig! En die beide categorieën hebben zich vierkant van God los gezongen in het kader van hun dienende taak, die zij niet willen of niet kunnen volbrengen. En dat is? Het informeren van het lezers- èn kijkerspubliek. Integriteit speeelt geen rol onder de dames en heren krietietsie. En dan ben ik als rasartiest gelijk uit geluld, want dan open ik de aanval frontaal met een knallende mawashigeri jodan als ex- karateka. Vol op het oor natuurlijk met de wreef van de voet, zodat de trommelvliezen van de getroffene naar buiten spatten als paarse kauwgummi ballonnen. Dat komt door mijn gigantische betrokkenheid bij het vak. Ik heb een warme persoonlijkheid, zeggen ze. Dat ik nooit ben onderscheiden met een beurs van WVC doet mij niets. Elke handwerkjuffrouw uit Zeist kan op kosten van het ministerie schier onbeperkte vakanties door brengen in New York, maar een kunstenaar die er werkelijk toe doet, zoals Fred van der Wal, van huis uit toch al een genie, wordt niet beloond omdat in de juries middelmaat alleen de middelmaat herkent. Men kiest voor de GGD. De grootste gemene deler. Een beurs of een prijsje is dus het pijnlijkste wat er bestaat. Ik heb altijd mijn eigen baan ge trokken en die persoonlijke stellingname heeft mij minstens acht ton gekost aan mis gelopen opdrachten en subsidies omdat ik weiger met de collegaatjes mee te praten als ik het er niet mee eens ben. Toch ben ik niet helemaal een stalen Jezus van gewapend schok beton. Het is bij elkaar gesprokkeld brandhout waar op ik mijn welgevulde vleespotten kook, net als in Egypte indertijd (zie Exodus) en verder is het anderhalve man en een baardekop wat de klok slaat en de rest houdt ook niet over in het Friese artist enplantsoen. Zonder dat zij het zelf weten zijn het allemaal heel zondige, kwaadaardige, bekrompen mensen! De weg naar de hel, hè! Mijn kunstenaarschap is bijv. geen vrijblijvende vrijetijdsbesteding op de goed geïsoleerde, c.v. verwarmde zolder van een nieuwbouwrijtjeswoning in de Vinex. Ik zit ook niet in de wereld van de goed geoutilleerde erotiese massage salons. Mijn hele artistieke attitude is niet alleen een way of life, maar ook een manier om reacties uit te lokken. Laat ze maar wakker wor den die gesubsidieerde collegaatjes. Ingedommelde zuigelingen die zich met hunne tevreden tandeloze zuigmondjes wanen in een wereld van roze baby talk, slechts begrensd door de rand van de wieg en de rammelaar als roeptoeter. Begrijp het toch. De artiest die U hier toe spreekt is een gigantische steen des aanstoots en een ieder zal hem moeten heffen, edoch zich er helaas regelmatig aan vertillen en deerlijk verwonden! Net goed! Men kent de maat van zichzelve weer eens niet in de artistieke sien. Ik ben een kunstenaar wiens werken nu al de decennia overleven. Wist U dat al mijn tussen 1968 en 1977 door het Rijk der Nederlanden aangekochte tekeningen, schilderijen en grafiek de erecode BCW (Bijzondere Culturele Waarde) dragen? Ik kreeg van de week nog een brief van de mij zeer toegenegen, succesvolle, aantrekkelijke kunsthandelares Janna van Zon, die ik sinds 1969 al ken en mij nu schreef dat mijn beeldend werk internationale allure heeft en zo is het ook, dat heeft zij heel goed en heel scherp gezien! En of ik daar blij mee ben, want ik heb haar altijd hoog gehouden! Kom er maar eens om! Wat zou ik vergramd zijn? Oj? Ik sta nog steeds voor de volle 100% achter de standpunten van Dieuwke Bakker van Galerie Mokum! Ja; er is alle reden voor jaloezie onder de gristelijke kunstenaars van Christian Artists of het griffermeerde Art Revisited! Ze heb ben op zijn best een haat liefde verhouding met mij, omdat ik de W.F. Hermans ben van het schilderkunstig realisme. Weet U wat de fijngristelijke, gniepige collegaatjes het liefste zouden willen? Rusten in mijn derde oksel, de middelvinger diep tussen mijn glad geschoren, gezalfde, geparfumeerde billen gepriemd als drijfanker, maar die plaats is helaas niet meer vacant: ik heb namelijk meer gegadigden in mijn balboekje staan en dat heeft niets te maken met een eventuele twijfelachtige serostatus of een sexuele afwijking, want ik ben kerngezond en hyperpotent. Zonder aantoonbaar recent gezondheidscertificaat komt er bij mij uit voor zorg niemand meer in en dan nog eis ik ter preventie een gasmasker, kniebeschermers, latex werkhandschoenen, desinfecterende spray, een kunststoffen, knalgele valhelm met brandende mijnwerkerskoplamp voor onder de dekens bij het gy naekologies grot onderzoek! Die ingezonden brieven, die ik tussen 1983 en 2001 schreef? Vol van wijsheid en genade. Ik ben geen roomsgeel vla flipje. Ook geen Maria alhoewel ik best een paar keiharde hormoontieten cup dubbel D zou willen hebben als het even kon en kasten vol sexy dameslingerie, inclusief regelmatig een grote doorsmeerbeurt van een goede minnaar van het atletiese tiepe, die van een partijtje actief stevig anaal neuken houdt. Toch wordt er ondanks alles op de diverse kunstredac ties bij het horen van mijn naam nog wel eens van schrik een bureau omver gekieperd, een salvo uit een Ingram machine pis tool op een Velux dakraam bij nacht en ontij gelost, door mijzelf een computer uit de muur gerukt en neuriënd door het ven ster naar buiten ge worpen, want als je in de huidige maatschappij niet duidelijk voor je eigen rechten op komt als metrosexue le man blijf je als niet gesubsidieerd kunstartiest nergens. Ook dit ligt meer in de komische sfeer, dan dat er van directe bedrei ging sprake was al moet men het niet al te bont maken want dan wordt het menes en kunnen de graftakken alsmede een stem mig boeket vol van de onberispelijke leliën des velds met een pakkende tekst op witte linten met gulden letters besteld worden. Koffie voor toe met een banketstaaf graag. Mijn gelovige collegaatjes verwijten mij altijd dat ik niet bepaald een hoge dunk heb van mijn medemensen, maar dan zal ik U eens vertellen over die t.v. uitzending die ik pas gezien heb op een zondag och tend om negen uur van uit de Crystal Cathedral. Daar word je van binnen helemaal warm van als Dr. Schuller begint te spre ken, dan denk je van; gotverdomme, wat is dat toch goed, hè, wat zitten de mensen van nature toch prima in elkaar die daar zit ten, allemaal brandschoon en net van onder de douche vandaan, de derde oksel gedesinfecteerd met Chanel Égoïste en keurig gekapt, die schaambos, de scheiding in het midden. Als ik met Els D. in de griffermeerde kerk zat in 1963 dacht ik altijd: In de kerkbank is het beter één mossel in de hand dan de lucht van tien als ik de kerkgangsters rook die zo vol puur natuur waren! Vol van enthousiasme lekker mee zingen, dat gevoel voor de ambiance ook, de bloemen, het mooie weer, de humor, die kin derlijke blijheid an sich, die van de beeldbuisdominee af spat. In één woord geweldig! De keerzijde van dit alles is de haat en de nijd van de buur man drie hoog achter in de Kinkerbeis te Amsterdam die een walmende Opel Kadett van zeventien jaar ge leden rijd, terwijl de man van zij (dat kankerwijf) van één hoog in een Peugeot 306 met open knalpot en rammelende ver snellingsbak van vijftien jaar geleden zich voort beweegt met rook pluimen van verbrande olie achter zich van hier tot Schin op Geul. Weet U: dat is pas het ware leven en een lekkende pakking meer of minder maakt niets uit. Een en al brokken tragiek op wrakke balkonnetjes met kratten hoofdpijnpils onder het uitgelubberde onwelriekende zitvlak van de rotan stoel. Ik heb daar grote compassie mee, met die onderuit gezakte opblaasbare zitzakken met lekke ventielen, maar nooit voor langer dan een minuut of zo, want het is niet die maatschappelijke klasse waarmede ik mij gaarne encanailleer of besmeur. Men wil niet an ders in die volksbuurten, anders hadden ze zich vanzelf wel in het leven gebeterd. Maar goed, zulke mensen moeten er ook zijn, al was het maar om de variatie mee aan te geven en de dranklokalen te bevolken of de geriatrische- hetzij klinieken voor geslachtsziekten, maar ook om het buro voor drugsverslaafden mee op te vullen. Ik wil niemand hard vallen, ook niet die do zijnen die gemene praatjes over mij hebben rond gestrooid of onze overburen tegen ons op stookten met leugens, want waarom zou je. En niet iedere artiest kan wonen in een huis van dertig bij tien meter op een kavel van een hectare of zes, want verschil moet er zijn en om op een nieuw bouwkutkaveltje te huizen zoals mijn door de onderwijsinspectie zeer gewaardeerde ex-klasge nootjes te Meppel en omstreken of de artistieke collegaatjes, nou, nee, daar bedank ik dus voor. En als er al eens onmin is geweest met een provinciale galeriehouder dan heeft het beslist niet aan Fred van der Wal gelegen, want welk normaal mens begint een galerie op het Friese platteland? Els B.? Pieter W.? Jeanne v.d. H.? Kennen we die dan? Welnéén! Waar praten we eigenlijk over? Ik zeg ‘t mijn overleden grootmoeder – God hebbe haar ziel, maar dat is niet zeker- met liefde na: “Ach, kind, wat jámmer van de tijd van al die mensen met al hun mensenwensen, waarom maken zullie toch altijd weer zo’n ruzie en mat schudding met malkander, het leven is veels te kort vanzelf, dat doet toch alleen maar stof op waaien op je longen en voor je het weet heb je de kanker op je ballen!” Het dierbaarste wat ik bezat, mijn twee begaafde broers, ben ik aan de dood kwijt ge raakt. De een verongelukt op Ibiza, met de zilver gespoten Harley tegen de bus op, nadat ik hem de luukse edietsie van “Wal ging” van Sartre had uitgeleend, de ander dood geknuppeld door een op hol geslagen junkie die net niet op tijd zijn shotje had gezet in een Haarlems portiek, al waar hij net met een liefdesvriend aan zijn gerief aan het komen was. Modern Times, hè! Ik heb onze dochters toen maar mee genomen naar hun graven en ze gewezen op de noodzaak van een fatsoenlijk leven te leiden om ze vervolgens beurtelings uren lang hard op uit de Schrift laten voor lezen; Openbaringen dertien en Mattheüs 24, dat leek mij toen zó toepasselijk. Zijn Woord is nog altijd mijn vaste grond. That’s all, folks. De basis van het bestaan. En verder zijn wij als mensen niet meer dan weg geworpen papier en snotlappen. Proppen vloeipapier gedrenkt in spiritus om de kachel mee aan te maken. Mijn ex-vriendinnen? Monsters zonder waarde, die zichzelve maar eens regelmatig moet en gaan harsen en die plumeaus onder hun oksels eerst eens moeten fat soeneren, want dáár ben ik niet van gediend bij het stof af nemen. In de vakan ties gaan wij graag met de Porsche of op de tandem naar een derde wereldland of de Oekraïne, om die autochtone medemens en aldaar van heel dichtbij te bekijken en de slums te bezichtigen, waar je de mensen met een halve scheet en een knikker al ge lukkig maakt, want de digitale video is niet voor niets mee genomen om al die blije gezichten vast te leggen als we langs ko men en vooral om ons zelf na afloop weer veel beter te voelen. Dan weet je weer; armoede houdt netjes. En de vrouwtjes zijn daar van acht tot tachtig voor een pijp drop te neuken in alle rangen en standen en kleuren van de regenboog, dat zal je de kop echt niet kosten, hoorde ik van een uitgetreden lid van de Pinkstergemeente te H. Ik heb gelukkig een veel bewogen jeugd ge had, die zo dramatisch was dat weinigen daar aan kunnen tippen. Ik ben namelijk in mijn leven maar liefst vijf keer aan een voortijdige dood ontsnapt. Een oom wilde mij verzuipen als kind, omdat hij impotent was. Prima reden uiteraard! Mijn zuster en broers zijn stapelkrankjorum geworden, beklagenswaardige psychiatrische gevallen, niet te houden, suïcidepoging na suïci depoging, het wou maar niet lukken en uiteindelijk het afvalputje in, het vangnet van de WAO. Maar ik was van zelfsprekend geen doorsneekind, dat kunt U zich wel een beet je voorstellen en een kind dat een beetje af wijkt, een genie zoals ik, tsja …dat geeft heel wat jolijt en vertier, zowel in huis als op school. Ik heb op die vreselijke christelijke kweekschool voor onderwijzers te Bloemendaal om die reden ook veel verdriet gehad van mijn medeleerlingen zowel als van de leraren en zo en werd die ja ren ook nog gezegend met een onmogelijke vriendin, een Amsterdamse, meedogenloze, keiharde, gereformeerde haaibaai, an nex asfaltbloem uit de Watergraafsmeer, een griffermeerd nest vol stennis, overlopend van theologische kutsmoesjes, geuit in plat Amsterdams, gotzijdank was zij zo geil als een kuipje halvarine, daar niet van, waar ik als keurige, reine jongeling van goeden huize niet direct van terug had en ook niet tegen opgewassen was, omdat zij door haar vorige boyfriend vanaf haar der tiende al goed doorkneed bleek in d’r bloesje en d’r ondernavelse, dus werd het van mijn kant geregeld huilen op het toilet zon der door trekken, rammelen aan de deurkruk, stampvoeten, schreeuwen, veel masturbatie ook, kotsen, stront aan de muren, mee gaan met mannen die van mannen hielden en dergelijke ongein meer als ik E. naar de trein had gebracht, want je wilde toch wat om je leven mee op te vrolijken. Ik heb toen geleerd dat de jacht op kutspek niet aan mij besteed was, maar ook die dingen hebben allemaal zo hun amusementswaarde, dus viel er aan de andere kant op zijn tijd ook weer heel veel te lachen, vooral als we in de bosjes van Groenendaal te Heemstede lagen met ontbloot onderlijf en als intro haar bustehouder dankzij mijn vakwerk met een enorme knal door de lucht vloog. Alsof je een fles champagne ontkurkte! En de rondjes rond de griffer meerde kerk die zij na afloop van een eroties intermezzo ter boetedoening in hoog tempo moest lopen van dominee Dingeman se in d’r mini-jupe op hoge hakken trokken indertijd in Meppel heel wat publiek met rolfilm Kodakboxjes tijdens de verplicht e toogdagen! Vertel mij wat! Ik stond er bij en ik keek er naar! Maar dat was voor het goede doel, dus telt eigenlijk niet echt mee! En wat Els D. betreft; ik had haar wat vaker spread eagled naakt moeten vast binden op bed en met de riem of ze zweep op d’r aantrekkelijke, geprononceerde popo moeten geven, maar ik had toen nog niet zo’n psychologies inzicht van wat de mo derne vrouw anno nu nodig heeft op d’r tijd. Al snel had ik trouwens niet meer dan één vinger en een duim nodig om een wille keurige beha met onbekende sluiting als een soort Houdini binnen een halve seconde los te gespen. Een verworvenheid die maar weinigen is gegeven in artiestenland. Het is al tijd makkelijk in de tram als je aan de lus hangt op weg naar de halte Wet houder Francken weg bij de kerk en door de bocht gaat van lijn negen bij het Tropenmuseum, waar ik als achtjarige al regel ma tig kwam en mij voor nam ooit ons verloren gegane Indië te bezoeken. Zoals al lang wijd en zijd bekend kan ik schilderen en schrijven als de ziekte, maar leuk is anders, ondanks dat zeer ruime atelier –de tonnen aan reserves, want als iemand goed ge boerd heeft– die eigen studeerkamer op het noorden. Als artiest gedij ik ‘t best bij temperaturen van min twintig bij wind kracht twaalf op de pier van Scheveningen. Het scheppen an sich is het meest ellendige wat er is op aarde ondanks mijn gerief lijke omstandigheden en die klassieke muziek, bij voorkeur Barok of Hildegard von Bingen, op de achtergrond. Of je nu kunst schilder of klassiek guitarist bent; het is om het even! Het kost ook mij gotdomme blood, sweat and tears, zeg! Schei uit alste blief! Het is een moeizame, somb’re bezigheid. Scheppen gaat van Au! Ik ben niet gelijk de golven van de zee, door klotsen tot aan den einder en weer terug, bejjebelazerd! Ik heb in veertig jaar een oeuvre uit de grond gestampt waar je U tegen kunt zeg gen en dan eis ik dat jij U tegen mij zegt. Ik heb namelijk aan niemand van de Friese collegaatjes enige boodschap maar waar deer mijn collegas van Galerie Mokum uit de silver sixties en de doldwaze socio seventies natuurlijk wel hogelijk en ben ver der een geboren Meester, maar om Meester te worden moet je eens slaaf zijn geweest en niet te kort! Je moet door het stof kun nen gaan! Op de knieën in galop op de maat van knallende zweepslagen van de Meester(es) van het Lot, want zo ik iets bemin is het wel de zweep! Héérlijk! Ik hou van dominante mannen èn vrouwen, zo lang de laatste categorie haar bloesje en rokje aan houdt want in die zompige venusdelta heb ik geen goesting! Beffen kunnen de dames sowieso wel vergeten want dat vind ik van Zum Kotzenstein. Ik houd ook niet van haring en als iets naar kut smaakt, nou, dan hoef ik al niet meer... het blaasorkest der ingewanden. De hitte des daags en de koude des nachts en alle schakeringen daar tussen leren kennen en weten dat er geen hoop is voor ’t menselijk te kort. Als iets zuivert! Alles wat ik wilde heb ik in no time gerealiseerd, dus mag ‘k niet klagen en wordt het tijd voor consolideren! Ik ben altijd gelijk in het diepe geworpen en dat vormt! Ook hier in Frankrijk zal men Fred van der Wal leren kennen van zijn beste kanten. Niet voor niets luidt mijn ijzersterke motto al jaren: “Niet goedschiks, dan maar kwaadschiks!” Het hoofd fier geheven gelijk een Romeinse Centurion kies ik maar voor één richting en wel de falanx (van langs) formatie; Voorwaarts, marsch, jong mensch! Door roeien en door ruiten, doch met mate en onder voorbehoud! En zeg vermanend naar de ander “Don’t Look back!” maar geldt dat ook voor mijzelf? Nee dus! Een Fred van der Wal laat zich bij zijn werkzaamheden beteugelen, noch bedotten door minder getalenteerden zoals die honderdduizenden lullige tekenlera ren als M.d.K.; laat die maar gauw een kind met een koperen kop krijgen, dan hebben de tekenlesboeren ten minste nog iets om de plaat te poetsen. Ik ben namelijk die ik ben en het is heel goed om met mij bij tijd en wijle uit vissen te gaan voor wie van de manlijke/vrouwelijke bisexuele kunne is en op zijn minst een beetje geil en wazig uit d’r slaapkamer ogen kijkt en voor anale erotiek in is, maar buitengewoon kwaad kersen eten als het buiten het visseizoen een heteroseksjuweel persoon van de manlijke kunne betreft in mijn schepnet en het mij even niet helemaal uit komt, zo’n close encounter of the 4th kind! Draai me gotdome geen loer, want bijloo, ik zie je en dan gaan er kwansuis sowieso koppen rollen! Voor je het weet staat de heleboel weer in de hens en dan zijn de poppen aan het dansen en ik ook! Boven op je gevoelige tumtummetje! En wie zich dan nog niet op zijn pik getrapt voelt, ja, dan weet ik het ook niet meer … die gaat zich maar fijn bij zijn chef beklagen in zijn eigen vrije tijd en met betraande ogen uit huilen op die vol gevreten, machtige Nederlandsch Christelijke Werkgeversverbondsschouder partij benevens die uitpuilende pens, de worstvormige vingers en dan, ja, wat dan…! Fred van der Wal, Leeuwarden 1989 zegt zelf: “Ik ben een heel gevaarlijk man en dat is andere koffie dan thee…!” Fred van der Wal: “Ik ben een heel, heel gevaarlijk man en da’s andere koffie dan thee, hee!”

0 commentaires:

Enregistrer un commentaire

Abonnement Publier les commentaires [Atom]

<< Accueil